Heerlerheide
Ik herinner mij ons huis als een van een rij hoge huizen aan de oostkant van de straat (nu afgebroken en vervangen door winkel met daarboven appartementen). Ik ben er mijn eerste 10 jaren opgegroeid. Ons huis leek mij heel groot. Naast ons woonde een kinderloos gezin in het huis. Het waren Duitsers of met de Duitsers sympathiserende mensen. Na de oorlog waren ze verdwenen en bewoonden wij het hele huis. Naast ons aan de Noordkant woonde de Fam. Hoofs die veel kinderen had waarmee we speelden.
Ons huis had een uitbouw aan de achterzijde over de halve breedte van het huis. Hierin bevonden zich een (bij)keuken, een stal en de wc.

Als je in de bijbouw was hoorde je altijd ratten lopen boven het plafond. De andere helft was belegd met tegels en grensde aan een hoge muur van een zelfde uitbouw van het huis van de Fam. Hoofs. Daarachter lagen lange tuinen die uitkwamen op een paadje dat achter de tuinen lag en uitkwam op de Wannerstraat (foto rechts).
Van deze tuinen is het volgende beeld mij bijgebleven. Direct na de oorlog gingen pap en de buurtbewoners de er in grote aantallen voorkomende ratten opruimen. Ze gooiden carbid met water in de gangen en lieten het vrijkomende gas ontploffen. Bij ieder gat stond iemand met een platte schop en sloegen de er uit vluchtende verschroeide ratten dood.

Het huis lag aan een drukke straat die de Rijksweg vormde tussen Heerlen en Sittard. Er liep een tweesporige tramlijn. Aan onze kant van de straat lag voorbij onze rij huizen een voormalig boerderijtje. Schuin daar tegenover woonde Opa en Oma van der Mark op nr 107 . Hun huis was ook een rijtjeshuis.
Naast hun huis was een doorgang naar de achterkant van de tuinen. Daarachter begonnen de weiden en beemden richting De Dem in Hoensbroek en stroomde de Caumerbeek, die wij de keutelebeek noemden. De keutels waren er echt maar erger was de zwarte kleur van het water. De beek was in Bingelrade ontsprongen en liep vervolgens zuidwaarts langs de Oranje Nassau mijnen 1 (Heerlen) en 3 (Heerlerheide). De mijnen loosden er het vervuilde afvalwater op, afkomstig van de kolenwasserijen. In deze wasserijen werden de antracietkolen ontdaan van gesteente middels een scheiding op soortelijk gewicht in van zouten voorzien water.
De weiden en beemden vormden daarmee een schril contrast. In de zomer stonden ze vol met boter-bloemen, pinksterbloemen, korenbloemen en klaprozen. Tegenover ons huis lag een rij nieuwere huizen, aan de Zuidkant begrensd door de meubelzaak van Knibbelers. Daar woonde o.a. de Fam. Zuketto met kinderen, waarmee we speelden. Achter de lange tuin achter hun huis begon een met mijnsteen verhoogd mijnterrein van de ON3 waar mijnhout werd opgeslagen en spoorlijntjes liepen voor de mijnwagentjes. Voor ons was dat een avontuurlijk gebied waar je niet mocht komen en daardoor ideaal voor spannend kattenkwaad.
De meest spannende belevenis gebeurde in de wei achter het huis van de Zuketto’s waar we vlak na de oorlog met onze neuzen in het gras gedrukt het oorverdovende lawaai hoorden van twee zéér laag vliegende straaljagers (Engelse Closter Meteor). Alsof de wereld verging!
Tegenover ons in Noordelijke richting lag een rij grote beambtenwoningen in de stijl waarin destijds veel mijnwoningen waren gebouwd. Aan het eind daarvan lag de ingang (oprijlaan ) van de ON2 met aan weerszijden een zeer grote directeurswoning. Daar tegenover lagen cafés en een grote rijwielwinkel. Tussen deze zaak en de Wannerstraat lag een open plek waar opa Viehoff een volkstuin had. Deze tuin grensde aan de Oostkant aan het marktplein van Heerlerheide.
De Wannerstraat aan de Noordzijde van het marktplein liep richting de grote van twee torens voorziene en hoger gelegen Sint Cornelius kerk waar we te kerk gingen. In de Wannerstraat lag een snoep- (en sigaretten) winkeltje, waar we zaterdags voor 5 cent zoethout, suikerpapier of grote droppastilles mochten kopen.
Voor de kerk staande liep een weggetje noordwaarts waar de pastorie en het patronaat lagen. Dit patronaat was een een enorm groot gebouw met een grote toneelzaal, kegelzaal, verkennershome en ook op de verdieping lagen enkele zalen (waaronder een met een harmonium).
In dit patronaat werkte opa en oma Viehoff als conciërge. Hij deed dit naast zijn baan als ondergronds mijnwerker. Zij woonden er ook. Op de eerste verdieping tussen de voorzijde van het gebouw en het balkon van de toneelzaal hadden ze een woonkamer, een zitkamer en een smal keukentje. Op de tweede verdieping lag hun slaapkamer. Op deze tweede verdieping woonden ook de oudste broer van mijn moeder (ome Peter) met zijn gezin en de jongste zus van moeder (tante Maria) met haar man (ome Lei). Hun slaapkamer lag op een via een trapladder bereikbare zolderverdieping. Daar lag ook een niet gebruikte zaal met een harmonium. Ik kwam heel veel bij opa en oma en logeerde er ook vaker. Ik herinner mij de heerlijke geur van de linnen kussenslopen. Het patronaat was voor ons kinderen een spannende plaats met veel geheimzinnige plekjes voor kinderavonturen.
Als je door de poort (laagbouw links van hoofdgebouw) naar binnen ging kwam je uit op een lange en smalle binnenplaats. Links daarvan lag een voormalige kegelbaan met een enorme hoeveelheid aan oude meubels en troep. Op de kopse kant lag het verkennershonk. Ik ben een tijdje daarbij geweest. Rechts ervan lag een niet meer gebruikte grote toneelzaal. Het gedeelte met rijen rode stoelen liep schuin omlaag richting een groot toneel voorzien van een gordijnen voorhang.
Aan de linker en rechter kant kon je met trappen omhoog naar het niveau van het toneel. Er ging ook een trap naar beneden naar de recuisietenruimte. Daar lag enorm veel troep. In het plafond was een luikje voor de souffleur. Oma gebruikte de plaats. Er stonden grote Keulse potten met onder andere gezouten snijbonen. De geur ervan zit nog steeds in mijn neus!
Als de familie bijeen kwam voor een feestje waren wij met onze neven en nichten te vinden in de toneelzaal. Je kon er heerlijk ravotten en verstoppertje spelen. Omdat er geen ouderlijk toezicht was gebeurden er ook ‘ontdekkingsspelletjes’ die
ze zeker niet goed gevonden hadden.

In Heerlerheide heb ik vier oorlogsjaren van de tweede wereldoorlog meegemaakt. Ik herinner me dat als het luchtalarm afging we naar de onder het huis gelegen
kelder vluchten waar grote rekken vol met inmaakglazen stonden. Men vertelde een verhaal dat er een vliegtuig was neergestort op het voetbalterrein van Groene Ster en dat er doden waren gevallen. De meest bijgebleven herinnering was de bevrijding. In de straat voor ons huis verschenen tanks van de geallieerden die richting Passart (noorden) reden. Het was een hels lawaai en je voelde een enorme spanning om je heen in huis. De tankbemanning had kennelijk ontdekt dat er op enkele honderden meters van
ons vandaan achter een muurtje in een van de voortuinen zich Duitsers hadden verschanst met Pantzerfausten (gevaarlijk actie tankwapen). Een gevolg was hevig kanonvuur van de tanks en men vertelde dat er niets was overgebleven van het muurtje en de Duitsers.
In de oorlog wekte pap in de verbandkamer van de ON 3. Hij verkocht ook rolletjes boterhampapier aan zijn koempels.
Na de oorlog kwamen de benedenkamers van ons huis leeg te liggen. Deze werden door de Engelsen geconfisqueerd om er een tijdelijke officiersmess in te richten. Ik heb daaraan slechts vage herinneringen maar wel aan de tijd dat de
Engelsen weer waren vertrokken en de kamers weer leeg waren. Alvorens ik hier verder op inga het volgende:

Mijn vader had als baan een agentschap van drukkerij De Spaarnestad en bezorgde aan huis de tijdschriften Katholieke Illustratie, Panorama, Libelle, Margriet en Sjors
en Jimmie. Deze tijdschriften werden wekelijks bezorgd verpakt als grote pakken voorzien van een papieren verpakking en bijeengehouden met dun staaldraad. De
papieren verpakking bestond uit misdrukken van deze tijdschriften (waren op zich al spannend om te lezen).
Eens in de week was er dan groot feest in ons gezin. De pakken werden geopend en
de kinderen van der Mark (Toos, Charel en ik) zaten achter elkaar op de trap van
de eerste verdieping met de neus gedrukt in de Sjors en Jimmie. Pap bezorgde deze tijdschriften in Heerlerheide en Hoensbroek. Hij deed dit per fiets. Ik mocht (moest) vaker meehelpen. Ik zat dan op de stang van de fiets, later kreeg ik een kinderfiets die voor mij te groot was en waarvan de trappers daarom voorzien waren van houten blokjes. Ik weet dat ik er niets aan vond.
Na de oorlog kreeg ik een rood trapautootje waar mee ik rondjes reed in de
benedenkamers van ons huis toen die leeg waren na het vertrek van de Engelsen.
Pap zette er ook een kerstboom op. Hij gebruikte watten als imitatie sneeuw. Er was
nog geen kerstverlichting maar men gebruikte daarvoor kaarsjes. En ja hoor de
zaak ging in de fik en pap verbrande zijn handen bij het blussen. Ik ben ook niet
vergeten dat ik staande in een box mijn hevige bloedneus door mam niet kon
worden gestelpt met zakdoeken en daarom een beddenlaken ging gebruiken! Ik had
neusdifteritus. Ik vervulde ook een “heldenrol” toen Charel een toverbal had
ingeslikt. Ik heb hem onderste boven opgetild, op zij rugje geramd en toen schoot
hij uit zijn keel.
Een “pijnlijke” jeugdherinnering was ook vlak na de oorlog. Pap ging met mij op de
stang van de fiets, die twee grote achtertassen had, van Heerlerheide naar
Sweikhuizen om daar bij de boer Ringeloten ( gele pruimen ) te kopen. Het pijnlijke
was dat de fietsen vlak na de oorlog géén luchtbanden hadden maar zwarte
rubberen persluchtslangen van de mijn hadden.
Vaak gebeurde bij onze spelletjes valpartijen. We hadden dan ook altijd schaafwonden die constant aan het zweren waren. Er gebeurde mij enkele ongelukjes: Ik rende de deur uit en vervolgens de hoek om naar de Wannerstraat. Ik rende zo hard dat ik de bocht niet haalde, de straat opvloog en tegen een fietser aanbotste. Mijn wenkbrauw lag open en ik heb er een lidteken aan over gehouden. We speelden op onze slaapkamer en maakten hoge sprongen op ons bed. Het ging
mis en ik kwam met mijn mond terecht op een stenen vensterbank. Gevolg vierkant stukje uit mijn snijtand.
Mijn kleuterschool werd geleid door zusters. Ik herinner me de naam van zuster Genoveva. Die was aardig. De hoofdzuster was een kreng. Als je iets had uitgevreten moesten de handen op de lessenaar gelegd worden en zij sloeg er dan op met een vierkante lineaal!. In de vierde klas van de lagere school was ome Ben van tante Marie (zus van pap) mijn meester.
Eerste klas lagere school
Maak jouw eigen website met JouwWeb